Laat mij gaan, laat mij gaan; o, laat mij tot Jezus gaan! Hem te zien is mijn verlangen, Hem voor eeuwig aan te hangen, voor Zijn heil'ge troon te staan! Lief'lijk licht, lief'lijk licht waar het wolkendek voor zwicht. Gaarne zou ik, Heer, tot U gaan met d' ontslaap'nen voor Uw troon staan, zien Uw vriend'lijk aangezicht! O hoe schoon, o hoe schoon klinkt der eng'len jubeltoon! Had ik vleug'len, had ik vleug'len, 'k vloog thans over dal en heuv'len naar de stad van Godes Zoon! Hoe zal 't zijn, hoe zal 't zijn als wij straks in Salem zijn. Wand'lend door de gouden straten, 't aardse achter konden laten. O, wat zal dat zalig zijn! Paradijs, paradijs, uwe vrucht is zoete spijs! Onder uwe levensbomen zal het zijn alsof wij dromen. Breng ons, Heer, in 't paradijs! Mel : Karl Friedrich Voigtländer 1853 [HEIMGANG] Text: Gustav Friedrich Ludwig Knak 1845 "Lasst mich gehn" NL : "Laat mij gaan" Het Nieuw-Apostolisch gezangboek Web : http://www.liederschatz.net